Lang geleden bracht hij met zijn priem
in een nog zachte kleitablet nog zonder
alfabet de sporen aan (de zon, de maan,
de dierenriem) die hem voortdurend nu,
al is het even maar, doen denken aan de
krassen van een onervaren visagist.
De gaten in de muur waarop zijn vroege
werk als keramist getoond wordt heden,
zijn geen inslagkraters op een evenaar
van een verafgelegen terracotta maan,
maar kogelgaten van een in zijn streven
naar revisie doorgeschoten anarchist.
Paul Bezembinder
– Het Gezeefde Gedicht, 2017