Aeolus had voor ons de stormwind aan banden gelegd,
in oude torusvormen opgesloten in zichzelf –
wij konden zomaar de zon in het water zien schijnen,
ons zomaar verpozen onder strakblauw hemelgewelf.
Wij zouden om vijf uur thuis zijn, had Aeolus gezegd,
ons kleine bootje voer vanzelf, wij hoefden niets te doen –
wij zouden aan de horizon onszelf zien verdwijnen,
wij dachten dat de toekomst al gearriveerd was toen.
Maar van binnen stormde het. Dit is zee voor oude mannen,
niet voor ons. Snij die zak maar open en laat de winden vrij! –
laat ons die monsters maar bedwingen, laat ons onze plannen,
laat ons lansen breken, maar verlos ons van dit dode tij!
Wij willen roeien met de riemen die wij hebben, zingen,
huilen, verlangen, naar grootse vechtpartijen op het plein –
wij willen vooral in onszelf het stormgeweld bedwingen,
wij willen wolkenridders en drakendoders blijven zijn!
Paul Bezembinder